Afscheidsfeestje: rare kadootjes, tostadas en twee eenzame muzikanten op een verlaten boulevard

04-03-2013 21:48

Ik kende ongeveer de helft van de mensen die er waren. De meeste studenten waren begin juli alweer terug naar huis gegaan en ik was nu, eind september en vier dagen voor het nieuwe academiejaar, ongetwijfeld the last one standing. Maar verder waren de belangrijkste mensen gekomen, al was het café daarmee niet erg goed gevuld. We speelden de liedjes die ze al vaak gehoord hadden, we dronken op mijn snelle terugkeer en er was zelfs voor een kadootje gezorgd, of eigenlijk twee.

Het eerste was een boekje met notenbalken en blanco bladzijden ernaast met ruimte voor aantekeningen of een tekst bij de muziek. “Die had ik al gekocht,” zei Sandy, “toen ik erachter kwam dat je helemaal geen noten kunt lezen.” Ik verzekerde haar naar waarheid dat het niet uitmaakte. Daarnaast kreeg ik een notitieboekje met de kriebelige aantekeningen van Darwin op de omslag, waarin ik de schets van zijn levensboom herkende: een kluwen van streepjes en verbindinkjes waarin hij zijn bevindingen had samengevat die hij tijdens zijn reizen had verzameld. Ik denk niet dat ze zelf wisten hoe toepasselijk de kadootjes waren voor mijn tijd in Cádiz. Er zat ook nog een kaart bij. Ik kende niet alle namen die erop stonden, maar ze wensten me allemaal veel succes. Na een rare avond met muziek en afscheid van bekenden en onbekenden, was de dag dat ik dan echt zou vertrekken weer een stukje dichterbij.

              
 
“Wat ga je vandaag doen?” Normaal ontbeten we niet samen, maar vandaag hadden we tostada’s gemaakt: geroosterd brood met olijfolie en een soort tomatenpuree, die we zittend op mijn matras opaten. “Mijn tas pakken,” zei ik met volle mond. We hadden de binnenkant van de tomaten eruit moeten halen en er minder knoflook in moeten doen, dacht ik, onze puree was te waterig en smaakte niet echt naar tomaat. “En mijn muntjes inwisselen bij de supermarkt,” vervolgde ik, terwijl ik naar de stapels kleingeld op het tafeltje knikte, “dat is te zwaar om zo mee te nemen.” Ik vergat mijn bord recht te houden en knoeide wat sap op mijn dekbed. “Een rondje lopen in de stad misschien, even langs mijn Spaanse familie om dag te zeggen.” Verder had ik niet echt een plan. Ik wilde nog wel muziek maken. “Zullen we vanavond gaan spelen in het nieuwe deel?” “Kijk maar hoe je uitkomt met je planning.” “Ik wil het graag.” “Oké.” Ik stond op en pakte mijn handdoek. Misschien kon een douche het bedrukkende gevoel van weemoedigheid wel van me af spoelen. 
 
Ik was nog maar net begonnen de kleren die ik had in mijn tas te stoppen, toen Jonny tegen de deurpost kwam leunen. Eén trui en één vest had ik; morgen zou ik weer dichte schoenen dragen. “Hoe gaat het hier?” Ik keek naar de puinhoop die mijn kamer was alsof die me nu pas opviel en zei: “Wel goed, denk ik, ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen.” Hij wist het ook niet. Even keek hij besluiteloos rond. “Nou ja, als je iets nodig hebt…” Ik knikte. Ja. Nee. Moeilijk. “Zal ik anders hier komen zitten?” Dat leek me een goed begin. 
 
Ik legde mijn muntjes apart en haalde de tafel leeg. Tussen een paar inschrijvingskaarten van de universiteit die ik eigenlijk had moeten inleveren, vond ik de uitnodiging van Salvador in een envelop waarop de “l” van “Nelly” een rood hoedje had. Het stond een beetje scheef. Ik rolde de stukjes gekleurd plastic die ik onder de tafel tegenkwam tussen mijn vingers. Ze waren gestript van de kabeltjes van de auto-accu/stekkerdoos-combinatie die we op straat als stroomvoorziening gebruikten. Achtergebleven tijdens één van de vele soldeerpogingen die nodig waren om de boel te repareren als de aansluitingen het weer eens hadden begeven. Voorlopig niet meer solderen. Het karretje waarmee ik mijn versterker door de straten van de stad had gezeuld, liet ik hier. Ik maakte de boodschappentas die erop hoorde er weer aan vast en verzamelde al het rondslingerende papier. Ons cd-fabriekje had door gebrek aan planning vaak op volle toeren moeten draaien om nog vóór onze lunch-sessies een paar verkoopbare exemplaren te leveren. Voorlopig ook geen fabriekje meer. Ik haalde de poster van Cádiz van de muur en rolde hem op.
 
 "Kom terug naar Cádiz en vul haar met je mooie liedjes"
 
Mijn tas in het midden van de kamer was maar voor driekwart gevuld toen ik niet meer wist wat ik er nog in moest stoppen. Terwijl ik keek naar mijn bijna-lege kamer met de bijna-volle tas en naar Jonny die met zijn laptop op schoot op mijn matras hing, hoorde ik Harold ontbijt maken. Driekwart vol, gelukkig hoefden mijn herinneringen er niet meer bij.
 
Luister naar Nelly's "La Despedida": www.youtube.com/watch?v=HobiSh2cNp0
 
Die avond was de verlaten boulevard een troosteloze bedoeling. Er hingen zware wolken boven de oceaan en de palmbomen bogen onder de harder wind. Heel in de verte zagen we twee mensen wandelen. Stil pakten we onze spullen uit, we stelden het geluid af en we speelden. Het moet een bizar gezicht geweest zijn, twee eenzame muzikanten met gitaren en versterkers en een wiebelende microfoonstandaard op een lege boulevard. Spelend voor niemand. Voor alles. Het klonk niet goed, maar dat was niet erg. Toen een uur later de laatste tonen van het laatste liedje wegstierven, knikten we naar elkaar. Dat was het dan. 
 
Thuis begonnen films altijd tussen twaalf en drie uur: na het spelen of na de kroeg. Dan maakten we pasta met uien en knoflook en wat we verder ook maar in onze voorraad konden vinden. Ik weet niet meer wat we die avond door de pasta deden. Ik weet ook niet meer waar de film over ging die we onderuitgezakt op mijn matras met ons bord op schoot keken. Ik weet nog wel dat ik niet wilde gaan slapen toen de aftiteling in beeld kwam.
 
“Het zal wel even wennen zijn met jou niet in de buurt.” Ik wilde dat het luchtig klonk, maar er zat iets in mijn keel waardoor het anders klonk dan ik het had bedoeld. Niet luchtig in ieder geval. Jonny slikte even en keek naar het raam, maar hij was dapperder dan ik: “Shhh silly, als je straks thuis bent realiseer je je vast ineens wat een verschrikkelijke persoon ik eigenlijk ben, en dan ben je blij dat je weg bent.” Ik wist allang wat een verschrikkelijke persoon hij was. Ik wilde niet weg. “Come on, get some sleep, I’ll wake you up in the morning, ok?” Morgen. Morgen zou ik met de trein de brug oversteken. Morgen zou ik nooit meer terug kunnen naar de manier waarop ik vandaag nog al die onvolmaaktheid zag waar ik zoveel van was gaan houden. Jonny zag het en hij strekte zijn armen om een ruimte te maken waar ik met mijn verdriet in zou passen. “Come here,” zei hij op een toon van “wat doe jij nou?”. En terwijl hij zijn tranen probeerde te bedwingen viel ik snikkend op zijn schouder in slaap.

—————

Terug