Between the mountains and the sea: “halverwege” in duizend kleuren groen.

16-04-2014 16:21

Leven in Quito heeft niet bijzonder veel voordelen, maar één ervan is zonder twijfel dat het super gemakkelijk is om er weg te komen. Als je eenmaal op een busstation bent tenminste, want de stad strekt zich uit over 35 kilometer en de busterminals bevinden zich in het uiterste noorden en het uiterste zuiden ervan. Daar is het aandeel “grijs” al een stuk minder groot dan in het centrum, maar zo gauw je de stad echt verlaten hebt, herinner je je weer hoeveel kleuren en vormen groen er zijn in het land waar de jungle, hooggebergte met vulkanen, heuvels met “cloudforest”, laaglanden met bananenplanten, koffie en papaya´s en de tropische kust allemaal te vinden zijn op een oppervlakte van maar acht keer Nederland.

Het eerste deel van de reis is een busrit van drie uur met indrukwekkende berggezichten en adembenemende slingerbochten door een zee van groen, met daardoor trouwens ook een significant aantal witte kruisen langs de weg. Bij elk groter dorp stappen er vijf tot tien verkopers in met rieten manden vol yuka-broodjes, tortillas, gekookte maiskolven met kaas, of tropisch fruit in stukken (ananas, (water-)meloen of een fruitsalade mix in een plastic bekertje). Allemaal voor 25 cent, en vijf voor een dollar.

                    

Na zeven maanden acclimatiseren in Quito is het naar adem happen in Santo Domingo. Deze keer niet door een gebrek aan zuurstof, maar door een overvloed aan warmte en water in de lucht. Ondanks de waarschuwingen over hoezeer je er op moet letten, kan ik ongeveer drie keer met al mijn spullen het centrum doorkruisen zonder me een moment ongemakkelijk te voelen, behalve dan misschien om het feit dat het zweet in straaltjes over mijn rug loopt. Ik vind een hostel met een heerlijke douche en ´s nachts koelt het zo af dat ik uitgerust wakker zou zijn geworden als de reggaeton op straat me niet tot middernacht wakker had gehouden. Een ontbijtje bij de vegetarische Abdul maakt dat weer goed, en dan ben ik klaar om verder mijn weg te zoeken naar de kust.

Voor de bus naar Bahia had ik om vier uur op moeten staan, maar er gaat er wel één naar Chone, halverwege. De meeste mensen nemen de nachtbus van de Andes naar de kust: ze slapen door een landschap van groene heuvels met condors en wel honderd soorten vogels en vlinders, watervallen en verborgen beekjes, restaurants met plastic tafels en stoelen onder een geimproviseerd afdak langs de weg, houten / bamboe hutjes zonder deuren en ramen, winkeltjes die simpelweg “tienda” (winkel) heten, en dorpjes waar ze trots adverteren dat ze de “wereldkampioenschappen Ecua-volley” organiseren. En uiteraard zijn er bananenbomen, trucks die bananen of hele families transporteren, fruitwinkels met bananen of… bananen (er zijn hier twintig soorten bananen (?)), en wegwerkers op plaatsen waar je je afvraagt of dat nou echt de best manier is om het schaarse overheidsgeld te besteden. En nog altijd zijn er verkopers bij elke stop: 25 cent, vijf voor een dollar. De frequentie waarmee van hen koud water gekocht wordt, neemt exponentieel toe naarmate we dichter bij Chone en bij het middaguur komen.

                     

Daar aangekomen blijkt de bus wederom niet naar Bahia te gaan, maar wel tot halverwege. “Halverwege” heet in dit geval “Dos Aguas” (twee wateren) en anders dan die naam doet vermoeden, is dat een stoffig en levendig dorp met onverharde wegen, trucks, motoren en straathonden te zijn. Als het er niet zo bedrukkend warm was geweest, had ik er zeker naar een lunch uitgekeken. Maar aan de andere kant van de weg staat mijn bus naar Bahia al klaar, en die heeft zelfs een soort van airconditioning, dus ik denk er niet aan om uit te stappen voor het echt moet.

In Bahia blijkt de bus naar Crucita enkel te gaan tot… inderdaad. Halverwege. Deze “halverwege” voelt wat minder comfortabel aan dan de voorgaande: op een zanderige rotonde met rood-wit afzetlint tegenover een bouwplaats laat de chauffeur me uitstappen en wijst hij: “Crucita is die kant op!” Fijn. Elke keer een beetje dichterbij.

                  

Maar het duurt niet al te lang of de niet te missen bus met in grote geel-rode letters “Crucita” op de voorkant verschijnt op de rotonde en stopt voor mijn neus, en deze gaat weliswaar all the way naar mijn eindbestemming van vandaag. Reizen mag dan niet om de bestemming gaan, toch is het soms fijn als je ergens (eindelijk) aangekomen bent: anderhalf uur later lig ik languit in de golven van de Pacifische oceaan.

“Between the mountains and the sea”, geschreven door mijn Londense straat-muzikant compañon (hoe schrijf je dat in het Nederlands?) in Spanje voor zijn band Oriole, klinkt in mijn hoofd altijd als het thuis-gevoel: een diepe zucht met een glimlach om hoe vertrouwd de omgeving aanvoelt.

In Quito zelf denk ik zelden aan dat nummer, maar het halve land doorkruisend vanaf de rand van de stad, between the mountains and the sea, ervoer ik hoe de harmonie en rust als alles omhelzende achtergrond aanwezig was als basis voor chaos en improvisatie, zodat het zich samen kon ontwikkelen tot een prachtig geheel dat als thuis voelt. En ik realiseerde me dat dat nummer geen betere titel had kunnen hebben. https://www.youtube.com/watch?v=ZFpb4BbiH0Y  Check ook: https://www.youtube.com/user/oriole2

—————

Terug