Bommen in het regenwoud en dorpsgenoten op een vulkaan.

29-09-2013 11:12

Twee keer was ik bijna omgedraaid. De eerste keer kwam het door de taxichauffeur: duidelijk een speciaal gevalletje van ADHD. Telkens als hij even geen gas kon geven, sturen of schakelen (oh ja, of toeteren natuurlijk!) draaide hij de volumeknop van de radio willekeurig heen en weer: harder, zachter. Harder... eeeen weer zacht. En hard. Zucht, zacht. Daarbij stond de radio afgesteld op een lokale zender met moppen op vrijdagmiddag. De chauffeur vond alles wat gezegd werd ronduit hilarisch, maar zijn goede humeur reikte niet veel verder dan de voorruit. Toeterend, slingerend, voordringend en op zijn voorhoofd wijzend baande hij zich een weg door de vrijdag-drukte in Quito. Als hij de volumeknop dan eens langer dan een minuut met rust liet, stond die altijd op een hinderlijke 12+, waar 8 ongeveer de grens van blijvende gehoorschade aangaf. Het was veertig minuten naar het noordelijke busstation: dertig dijenkletsers later rolde ik zo snel als ik kon de taxi uit. Mijn vier reisgenoten leken even opgelucht als ik dat we er waren, maar dat kon ook komen doordat ze met zijn vieren op de driezits achterbank gepropt zaten. Daar hadden we dan wel twee dollar extra voor betaald. "Gevarengeld". Alsof wij niet wisten dat de politie wel de laatste was die zich druk zou maken over hoeveel mensen er in een taxi passen. Maar we waren er. Hallelujah.

En de tweede keer was toen we hoorden dat er een rotsblok op de weg was gestort en dat de bus er geen twee maar vier uur over zou doen. Basta, lets go, anders is die hele taxi rit voor niets geweest. Bovendien verlangden mijn longen ernaar zich te vullen met lucht zonder roetdeeltjes, mijn oren naar twee dagen zonder alarmen, sirenes en toeters, en mijn ogen naar de prachtige groene heuvels waarvan je in Quito maar weinig kunt zien... Na drie weken in de stad kon geen taxichauffeur of rotsblok me tegenhouden: op naar de natuur! Op naar Otavalo.

 

Want al is Ecuador het land van het ongerepte regenwoud, indrukwekkende berglandschappen, natuurlijke stranden en uiteraard de Galapagos-eilanden, "schizofreen" is een passende omschrijving voor de politiek die hier gevoerd wordt. Het is het eerste land ooit dat grondrechten gaf aan de natuur, maar elke wegrijdende bus en rokende schoorsteen veroorzaakt een acute astma-aanval bij de onoplettende voorbijganger. Volkomen legaal. In een land dat voor 75% uit beschermd natuurgebied bestaat, gooien we glas, papier, GFT en restafval in één grote vuilnisbak. Afval bij afval. De horden bezoekers die per boot of vliegtuig aankomen, maken de Galapagos een stuk minder ongerept dan "ongerept" doet vermoeden, en de regering maakte onlangs bekend dat ze een stuk regenwoud genaamd Yasuni gaan exploiteren voor gaswinning. Klein detail is dat het beschermd gebied is en dat er stammen wonen die geen contact hebben met de buitenwereld. Er is geen moeite gedaan hen te informeren, er is geld nodig. Punt.

Maar Otavalo ligt net als Quito in de Andes, en de grootste trekpleister is dan ook niet het regenwoud, maar de (handwerk-)markt op zaterdag. Na een tegenvallend concert van een niet al te creatieve pop-rock band met een valszingende dame achter de microfoon en een lange nacht slapen, arriveren we om half acht al op de markt. De meeste verkopers zijn hun kraampjes nog aan het opzetten en inrichten, zonder haast: de toeristen komen meestal pas rond een uur of tien.

 

Dat geeft ons mooi de tijd om rustig een kop koffie te drinken (bij het kraampje van deze mevrouw)...

 

en op ons gemak tussen alle groenten en fruit, sieraden, kunst en snuisterijen en bontgekleurde dekens, truien, tassen en mutsen door te slenteren en af en toe een praatje te maken met iemand die zich afvraagt wat wij al zo vroeg komen doen.

We drinken Yamor, speciaal uit zeven soorten mais / graan gebrouwen voor het festival met dezelfde naam, en we eten een gefrituurde mais-met-kaasbol voordat de busladingen Europeanen en Noord-Amerikanen arriveren. En dan is het ook tijd om te gaan...

 

... naar een Condorpark met een roofvogelshow en een adembenemend uitzicht. 

  

Daarna nemen we eenzelfde taxi, met "doble cabina" voor zeven personen (lees: drie in de achterbak) naar de watervallen van Peguche. In het verlaten gehucht vinden we ook de werkplaats voor muziekinstrumenten uit de Andes, en na een heus familieconcert volgen we te voet de treinrails terug naar Otavalo. "Twintig minuten" blijkt zowel na twintig als na veertig minuten lopen nog steeds "twintig minuten" te zijn, maar het is een heerlijke wandeling.

  

Ik blijf een nachtje langer dan de rest om de volgende morgen het meer in de vulkaankrater te zien. De bus naar Quiroga stopt op het plein waar ik voor een paar dollar een rammelende truck kan nemen naar het meer. In twintig minuten lispelt en mompelt de oude man zijn verhaal over een groep Nederlanders die hij in zijn achterbak ooit helemaal terug naar Quito had gebracht, en die de hele weg alleen maar Ecuadoriaanse liedjes hadden gezongen, tot groot plezier van alle voorbijgangers. En dan rijden we de laatste helling op en strekt het meer zich plots voor ons uit: Cuicocha. Wauw.

 

Terwijl we de krater rondvaren, word ik door mijn bootgenoten uitgebreid ondervraagd. "Holanda?" Ik knik. "Aaah, de man achterin is ook Nederlands!" Als we weer aangelegd hebben, maken we kennis terwijl we onze handen warmen aan een agua de canela. "Uit Eindhoven," zeg ik. De man die zich als Mark heeft voorgesteld, kijkt me ongelovig aan. "Nou ja...," Ik haast me om te zeggen dat ik niet echt uit Eindhoven kom, maar uit Son en Breugel. Twee straten en een bushalte. Zowel zijn ogen als zijn verbazing worden zichtbaar groter dan ze al waren. "Naaah, ik ook! En gisteren heb ik nog iemand uit Son ontmoet. De Amstellaan." Ik moet lachen: dat klinkt bizar zo vlakbij de evenaar en in de stilte die als een deken over het meer en de bergen ligt. "Ze heeft hier trouwens vlakbij een restaurant, heb je zin om met ons mee te gaan lunchen?" Sure. "Ons" is twee Ecuadoriaanse gezinnen waar ik even later kennis mee maak.

 

En zo lunchen we, met Hollands-Ecuadoriaanse bitterballen, bij "El secreto de Jeanine" van onze dorpsgenoot uit de Amstellaan, we worden bij Mark uitgenodigd voor een kopje van "de beste koffie van Ecuador", en dan kan ik bij Rosa en Santiago instappen voor een lift terug naar Quito. Ze rijden langs Otavalo zodat ik mijn spullen kan ophalen bij mijn hostel (aaah) en voor ik het weet zijn we er al bijna.

Als zijn moeder hun contactgegevens in mijn boekje heeft geschreven, wil de kleine Santiago ook zijn naam schrijven. Er is nog zoveel wit over dat ik hem vraag of hij er niet iets bij wil tekenen. Even later krijg ik het boekje weer terug, met een tekening. "Yasuni Santiago" staat er in bibberige letters, geschreven op de hobbelende achterbank. "Ik zie een rivier, en bomen," zeg ik, "maar wat is dat?" Ik wijs naar iets wat ik niet helemaal kan thuisbrengen rechts onder in de hoek. "Een bom," zegt de kleine Santiago. "En dat?" Hij kijkt serieus en zegt: "Om hem te laten afgaan." Ik knik en glimlach kort. "Dankjewel." Hij knikt terug en legt zijn hoofd op zijn moeders schoot. Dan rijden we de stad binnen.

Na zo'n heerlijk weekend in de groene en frisse omgeving van Otavalo, valt het contrast met Quito me wat rauw op mijn dak. Ik stop het boekje met "Yasuni Santiago" terug in mijn tas en kijk door de stromende regen naar al het voorbij razende beton. Yasuni Santiago. Even lijken het groen, het blauw en de stilte van die morgen verder weg dan ooit.

—————

Terug