Cádiz, een jaar binnen de muren van dreambubble city

01-02-2013 19:53

Cádiz, een stad vol dromers die geduldig wachten tot de verwezenlijking van hun plannen gewoon een keer op een dinsdagmiddag met de Levante aan zal komen waaien. Waar de meeste machomannen nog bij hun moeder wonen. Waar je “in elk geval niet nu” bedoelt als je “mañana” zegt en waar zelfs het geduld van andere Spanjaarden regelmatig op de proef wordt gesteld. Waar de brug niet symbool staat voor de verbinding die ze schept, maar voor de scheiding die haar noodzakelijk maakt. Waar regels richtlijnen zijn en verboden uitdagingen. Waar medeklinkers niet uitgesproken worden als ze tussen een “a” en een “o” staan, ook niet als er dan na het wegvallen van de laatste “s” en het inslikken van de eerste lettergreep alleen nog maar een “a” en een “o” overblijven. “Cái,” waar je niet weg wil als het kan tot je niet meer weg kan als je dat wilt.

                                  

Zoals Pájaro, de Argentijn die geen Spaanse papieren kon krijgen omdat hij was vergeten van zijn vrouw te scheiden toen zij besloot terug te keren naar haar vaderland. Die nu zelf niet meer terug kon omdat zijn visum verlopen was, en ook om andere redenen die hij zo nadrukkelijk niet benoemde dat ik geloofde dat het goede redenen waren. Of Jonny, die gevlucht was voor de hectiek van Londen met het idee om er een jaartje tussenuit te gaan, en die zich drie jaar later op een druilerige herfstochtend plots realiseerde dat hij geen geld meer had om terug naar Engeland te verhuizen. Of Sandy, die eigenlijk Sandra heette, maar die aan iedereen vertelde dat niemand dat mocht weten omdat ze bang was dat haar stalkende bijna-ex-echtgenoot erachter zou komen waar ze was.

En ik, “Nelly”, een chaotische geneeskundestudente die naar Gaditaanse maatstaven een extreem georganiseerd leven had, waarvan ik me nog maar heel weinig kon herinneren toen ik eenmaal door de omgeving was opgeslokt en meegevoerd op zoek naar ervaringen om mijn wereldbeeld mee te vervolledigen, in de overtuiging dat de finishing touch toch niet meer ver weg kon zijn. Allemaal vonden we een plaats binnen de beschermende muren van de stad, die invloeden van buiten buiten hielden en de collectieve geheimen van haar bewoners binnen. De ultieme verstopplek, waar de rest van de wereld niet bestaat. Dreambubble city.

                                    

Waar het nooit stil is omdat er geschreeuwd wordt dat het stil moet zijn. Waar bij de oude stadspoort  het strakke vierbaans asfalt van het nieuwe stadsdeel ineens overgaat in een hobbelige ventweg van rode kinderkopjes die je links moet inrijden als je rechts wilt uitkomen. Waar je verdwaalt als je er niet thuis bent en waar iedereen die er thuis is een beetje verdwaald is. Waar de mensen op straat zich meer verbonden voelen met hun broeders in het noorden van Afrika dan met hun landgenoten aan de andere kant van de brug. Behalve als er een wk-finale wordt gespeeld. Waar iedereen een hond heeft en niemand weet waarom.

Het typische aanzicht van de stad is ronduit lelijk, met de koepels van de kathedraal half verstopt achter een paar inspiratieloze bouwwerken en de grauwe stadsmuur, aan de voet waarvan grote stapels betonnen blokken met of zonder graffiti schots en scheef op elkaar liggen alsof ze zomaar op een dag uit een vliegtuig zijn gevallen. Lelijk. Elektriciteitskabels en t.v.-antennes boven een saaie verzameling van platte vierkante gebouwtjes met afbladderende verf naast de kathedraal. Lelijk, lelijk.

Maar iedereen die weet wat er achter die hoge grauwe stadsmuren schuilgaat, vindt het oprecht een prachtig plaatje. Zoals je door nog veel meer muren heen leert kijken als je een jaar lang omringd wordt door het kleurrijke gezelschap dat Cádiz rijk is: van werklozen, zelfvermeende of,  zeldzamer, “echte” artiesten;  profiteurs,  mensen op de vlucht, alcohol- en drugsverslaafden en bedelaars, daklozen, psychiatrische patiënten en illegalen. Een gezelschap waarin je vrienden vindt van wie je de stadsmuren,  betonblokken en elektriciteitskabels gaat waarderen, eerst ondanks en later juist dankzij de aanwezigheid ervan. Omdat ze de stad maken tot wat ze is, uniek en eigenaardig, en omdat je weet wat er allemaal achter ligt. Het zou zomaar een definitie van “liefde” kunnen zijn. Cádiz.

                                   

Waar zwart en wit alleen te zien zijn als flinterdunne lijntjes rond een groot grijs vlak in een kunstwerk dat “leven”, “mens” of “oordeel” zou kunnen heten. Waar de beste terrasjes op een blinde muur uitkijken. Waar op zondag complete families hun hele huisraad mee naar het strand slepen, om dan te klagen dat er zo weinig plaats is omdat iedereen zijn hele huisraad mee naar het strand heeft gesleept. Waar alle buitenlanders “natuurlijk” welkom zijn, maar waar je als straatmuzikant toch het best Spaanse liedjes kunt gaan zingen als je ziet dat er politie aankomt. Waar de halve stad werkloos is, maar waar niemand zijn drank niet kan betalen. Waar zich elke zomerdag een publiek van ras-Gaditanen bij playa La Caleta verzamelt om de zon de vochtige lucht te zien kleuren voordat ze zich langzaam en tevreden in de zee laat zakken en iedereen weer gerustgesteld verder kan slenteren.  

                                     

“De baai van Cádiz, enorme omhelzing, toen zij haar armen sloot, bleef ik er binnen”

“La bahía de Cádiz, abrazo inmenso, cuando cerró los brazos me dejó adentro

~ Alejo Martinez – El rumbo de tus pasos ~

—————

Terug