Dus de wereld is een paradijs: liefdeseilanden en wortelbomen

28-08-2014 11:05

De vrouw in het kantoortje “Info Cojimies” kijkt me vanachter haar bureau aan met een mix van vermaak en verontschuldiging. “Wat we hier hebben? Wel… zon, water en zand, haha!” Oh ja, zoiets had ik tijdens mijn ochtendwandeling langs het strand al wel begrepen, en daarom was ik hier juist, bij “Info Cojimies”, naar binnen gestapt. Voor info. De eigenaar van het hostel was ook al niet veel verder gekomen dan “zwemmen en vissen”.

                        

Maar na wat doorvragen en aandringen weet ze me uiteindelijk toch te vertellen dat er mooie watervallen in de buurt zijn en dat je met een boot “de rivier” af kunt varen waar je wortelbomen en een hele verzameling vogels kunt zien. Met deze temperaturen voel ik meer voor een boottochtje dan voor anderhalf uur een berg op ploeteren. “En hoeveel vragen ze daar ongeveer voor?” vraag ik. “Goh, tsjah, hoeveel zal dat zijn? Ik denk zo…” Waarom zou het hier eigenlijk “Info Cojimies” heten? “Nou ja, misschien eehh… Ah! Julio!” zegt ze opgelucht tegen de man die net binnenkomt. “Jij hebt een boot, toch? Weet jij hoeveel ze vragen voor een toch over de rivier?” Net als de andere vrouwen op het kantoortje kijk ik Julio vragend aan. “Nou ja, hoeveel zal dat zijn,” begint hij, en hij kijkt bedenkelijk. “Weet je wat, ik wil het wel doen.”

Hmmm. Meteen gaan mijn antennes op scherp en mijn veiligheids-scan aan: ik ben tenslotte alleen aan de kust en bijna in Esmeraldas, waar voorzichtigheid op zijn minst geboden is. En deze man biedt zich aan als vrijwilliger om samen een boottochtje van een uur of twee, drie te maken. Juist. Om wat tijd te winnen, vraag ik wat er precies te zien is en wat het kost. Hij begint enthousiast te vertellen over de verschillende soorten wortelbomen, de vogels, de vissen, dorpjes en eilanden, en hij legt uit dat het zijn taak bij de lokale overheid is om toerisme te promoten en het evenwicht met de natuur te bewaken. Hij wil wel een deal maken, dan kan ik onderweg foto´s maken en later aan iedereen vertellen hoe mooi het wel niet is. De vrouwen zitten te knikken achter hun bureau zonder een spoortje van scepticisme of vermaak om zijn voorstel. Ok dan. “Deal,” zeg ik, “ik moet alleen even geld halen en dan ben ik zo terug.”

                          

Even later zit ik op blote voeten in de boot naar de activiteit op de dertig meter lange “dorpsboulevard” te kijken, terwijl mijn gids twee grote jerrycans met benzine vult en even later terugkomt met flesjes water en een kokosnoot met een rietje. Onder de nieuwsgierige blikken van de vissers op de aanlegplaats wordt de motor gestart en draait de punt van de boot richting het zuiden, waar het water langs de eilanden stroomt. “Listo?” vraagt Julio. Ik neem een slok kokossap en steek mijn duim op. “Listo!” De motor brult terwijl de wind in mijn gezicht blaast en Cojimies achter ons snel kleiner wordt. Here we go.

                           

Ik had gedacht dat de wortelbomen hier de reuzenbomen met enorme wortels in het zoute water waren, maar Cojimies blijkt voorlopig alleen de kleinere variant te hebben. “De grote bomen zijn allemaal gekapt om plaats te maken voor de garnalen-kwekerijen,” legt Julio uit, “maar nu is begonnen om de wortelbomen weer terug te brengen en ze te beschermen.” Ik ben benieuwd hoe het er over een jaar of tien, twintig uit zal zien, maar het is nu ook al genieten van de vogels (in kolonies op het strand of losse pelikanen in de wuivende boomtoppen), vissersbootjes, eilanden, dorpjes en verhalen op het stille water. Waar het te ondiep is, wordt de motor omhoog geklapt en moeten we ons met een roeispaan in de zandbodem vooruit duwen. Op die momenten zijn de rust en stilte van de omgeving overweldigend.

                          

Inmiddels is de zon min of meer doorgebroken, is mijn eerste kokosnoot leeg en heb ik begrepen dat Julio vader van maar liefst zeven kinderen is, waarover hij met iets tussen een glimlach en een grimas vertelt alsof het iets is wat hem zomaar overkomen is. Bovendien is het duidelijk dat hij werkelijk zonder bijbedoelingen zijn enthousiasme over de natuur en geboorteplaats wil delen met mensen die er nog niet bekend mee zijn. Helaas kunnen we door het lage water niet bij de dorpjes aanleggen, maar wel bij “La isla del amor”, oftewel “Het eiland van de liefde”, waarvan de naam zou doelen op de talrijke broedende vogels daar. Jaja. Maar de dorpsbewoners zeggen ook: “Je gaat er met zijn tweeën heen, en je komt met zijn drieën terug.” En dat heeft met vogels dan weer niets te maken :P.

De zon heeft zich intussen verstopt en de wind is opgestoken, zodat het te koud is om te zwemmen, dus als we vanaf het strand het uitzicht op het dorp hebben bekeken, stappen we voor de laatste keer in de boot om richting terug te gaan. Gewoon met zijn tweeën, ja. :P.

Alles bij elkaar leggen we na vijf uur varen weer aan, en we zijn dus te laat voor de lunch en de door mij zo geliefde garnalen-kokos-stoofschotel. Maar in een dorp als dit is aan verse vis en zeevruchten gelukkig nooit een gebrek. Als mijn bord leeg is en mijn buik vol, zeg ik Julio gedag en stap ik in een tuktuk terug naar mijn kamer. Ik bevestig dat mijn neus verbrand is en als ik het zand en zout van me af heb gespoeld, blijkt mijn slaap sterker te zijn dan het ge-“hallelujah!” van de over-fanatieke prediker die door een krakende microfoon zijn volgelingen in de kerk en iedereen in een straal van twee kilometer daaromheen het Woord van God toeroept. Voor ik in slaap val murmel ik glimlachend nog een oude songtekst van Acda en de Munnik: “De zoon van god was terug op aarde, mam. En Imagine was zijn woord. Dus de wereld is een paradijs, en dat ´ie dood is heb ik denk ik niet gehoord. Laat me slapen.”

                        

De vrouw van het restaurant had me gezegd dat er voor het ontbijt garnalenstoofpot zou zijn, maar negen uur blijkt toch iets te vroeg. Terwijl ik aan een bord gebakken vis en rijst als alternatief begin, komt de vrouw bij me zitten om een praatje te maken. Ik vertel dat ik met de boot naar Daule wil om vanaf daar de bus naar het noorden te nemen en ik vraag hoeveel de overtocht me mag kosten. “TIen dollar,” zegt ze,  “maar zeg het maar als je klaar bent, dan vraag ik mijn vader of hij je afzet. Hij kan er dan voor zorgen dat een moto-taxi je naar de bushalte in het dorp brengt, zodat je niet langs de kant van de weg hoeft te wachten. Omdat je alleen bent, weet je.” Ik knik. De vrouw komt zelf uit Esmeraldas en zal haar provincie wel kennen.

Een half uurtje varen, een kwartiertje moto-hobbelen met een praatzieke man met één hand en tien minuten wachten later zit ik me in de bus naar Súa te bedenken hoeveel geluk ik weer heb gehad met de mensen die ik hier heb ontmoet. Al weet ik inmiddels niet meer zeker of je het na zoveel keren nog wel geluk kunt noemen. En ik denk aan de man die op een dag zomaar van huis weg wandelde om uiteindelijk te voet de wereld rond te gaan. Toen hem ernaar gevraagd werd, zei hij: “Ik geloof dat, als mensen niet gedreven worden door angst of overlevingsdrang, ze over het algemeen goed zijn of geneigd zijn het goede te doen.”

Ik geloof dat ook. Op naar Súa, waar ik hoop walvissen te zien en meer “gewone” mensen tegen te komen.

Dat komt vast goed :)

—————

Terug