Wereldreis oefendag in Brussel: één professor in een boemeltrein, twee Algerijnen die je willen redden en (#@%) tram 81
03-04-2013 15:49Dat viel mee. Ik zet mijn cappuccino op tafel en haal de muffin uit de papieren zak. Er zitten stukjes kers in. Hmmm. Eén bus, vier treinen en vier uur na vertrek zit ik al om half één koffie te drinken op het station van Brussel-Zuid. Dat viel mee.
Tussen Breda en Antwerpen was ik zelfs even de tijd vergeten in gesprek met een Duitse economie professor uit Tilburg. Hij hield wel van de karakteristieke barrels die de treinreizigers in een slakkengangetje de grens over brachten. Uit zijn enthousiasme begreep ik dat hij nog nooit een dagretour Eindhoven - Brussel had gedaan, maar ik snapte wel wat hij bedoelde. Pratend over Belgen, de crisis, lesgeven en ambities, waren we samen langs stations als “Kijkuit” en “Kalmthout” richting Antwerpen gehobbeld. We zagen hoe de stoepranden steeds schever werden, de perrons steeds minder vaak betegeld en de omgeving steeds rijker aan graffiti. In Antwerpen hadden we elkaar gedag gezegd en allebei onze weg vervolgd: hij op zoek naar een terrasje en ik naar de trein richting Brussel-Zuid.
Daar zit ik nu aan een lange houten tafel omringd door Frans gebabbel. Nu hoef alleen nog maar tram 81 te vinden en te blijven zitten tot halte Dautzenberg. Ik zal een uur te vroeg zijn voor mijn afspraak met Ivan de sound-engineer in wording, die mijn liedjes op internet had gehoord en dacht dat ik wel een goed oefen-object zou zijn om zijn vaardigheden op te testen. In Brussel-Zuid dus, één tramrit van acht minuten verwijderd van waar ik nu mijn koffie zit te drinken. Op, naar de tram dus.
De chauffeur van tram 81 kijkt een beetje moeilijk als ik hem de halte Dautzenberg aanwijs op mijn lijstje. Maar dan mompelt hij iets over een bus en knikt hij overtuigend “ja”, deze tram moet ik hebben. We rijden met een flink tempo door de hobbelige winkelstraten en ik word herinnerd aan de Belgische verkeersfilosofie: geen boem is geen ho. Maar al snel ben ik er weer aan gewend en tot mijn opluchting is de eerste halte ook de eerste die op mijn blaadje staat. Fijn. De tweede niet. Niet fijn. De derde tot en met de tiende ook niet. Net als ik van plan ben om maar eens navraag te gaan doen, stopt de tram en stapt iedereen uit. De chauffeur wenkt me. Ik moet nu bus 81 nemen, zegt hij, en dan weer tram 81. “Changer?” “Oui, changer”. Oké..
Bus 81 is er vrijwel meteen. Op goed geluk stap ik in. Dit rijdt en hobbelt zo mogelijk nog harder dan net. Na een minuut of vijf besluit ik toch maar even aan een medepassagier te vragen of deze bus me dan naar Dautzenberg zal brengen. Ik hoef niet lang te zoeken: een paar stoelen verder zitten twee Mannen Die Je Willen Redden met een fiets tussen hen in. Zij hadden ook in de eerste tram gezeten. Algerijnen uit Brussel, zo blijkt, maar nog voordat ze iets kunnen zeggen over mijn tramhalte, heeft de bus zijn eindbestemming bereikt en moeten we er weer allemaal uit. Tram 81 komt zo, bromt de buschauffeur, bij die halte daar. Oké.
Ik stempel voor de derde keer mijn “one jump” kaartje af als ik voor de tweede keer in tram 81 stap. De Mannen met de fiets buigen zich over mijn routeplanning. Ze analyseren de postcode, ze discussiëren wat in het Frans en een paar haltes verder stappen ze plotseling uit. Ze gebaren naar mij dat ik hetzelfde moet doen. Verderop stopt tram 94, leggen ze uit, die gaat sneller naar mijn bestemming dan tram 81. Oh ja. Het is nu half twee.
In de tien minuten die we moeten wachten, hebben mijn nieuwe reisgenoten mooi de tijd om mij in mijn beste Frans te laten vertellen wat ik kom doen, waarom ik Franciñol praat en dat er voor mij geen Brussels drankje in zit vanavond omdat ik dan de laatste bus naar huis niet haal. Ze benadrukken dat ik op mijn wereldreis best naar Algerije kan: het is er lang niet zo gevaarlijk als ze zeggen. Tenminste, niet overal. Dus. Als tram 94 uiteindelijk komt, mag ik gewoon een vierde keer stempelen en een paar haltes verder volg ik mijn Algerijnen alweer naar buiten. Nu zijn we in de buurt, ze weten alleen niet precies wáár. Ik vergelijk mijn google maps printje met de kaart op de tramhalte en kom tot de conclusie dat ik vier haltes verder moet zijn.
Over een paar minuten komt er een nieuwe tram 94, zeggen de Mannen. Zij gaan vanaf hier te voet verder. Ik bedank ze voor de hulp, zeg ze gedag en ik wacht tot ik nummer 94 de hoek om zie komen. De tram loopt leeg en ik ben de enige die instapt. Hmmm. Ik draai me om en kijk vragend naar de man die tegenover mij nog steeds bij de tramhalte staat. Hij gebaart “niet doen” met zijn wijsvinger en ik wurm me net voor de deuren sluiten weer naar buiten. Ik zie hoe de lege tram krakend weer vertrekt en langzaam over de heuvel verdwijnt. Oké. En nu? Over zeventien minuten komt er een nieuwe tram 94, zie ik. Het is nu vijf voor twee.
Ik besluit dan maar te voet de lege tram achterna te gaan; het zou niet veel meer dan een kwartiertje lopen moeten zijn naar mijn bestemming. Na een paar minuten zie ik de volgende tramhalte. Als ik de kaart check, merk ik dat het eigenlijk de “vorige” halte is; ik ben de verkeerde kant op gelopen. Bedankt, Mannen… Ik zie tram 94 in de goede richting net voor mijn neus wegrijden. Over tien minuten komt de volgende. Het is nu twee uur.
Ik bel Ivan om te zeggen dat ik een kwartiertje later ben en begin aan mijn weg terug. Lopend. Geen trams meer voor mij vandaag. Ik trek mijn muts over mijn oren, zwaai mijn gitaar over mijn schouder en wandel richting het zuiden, de zon tegemoet.
Zeven uur nadat ik in Son op de bus ben gestapt, sta ik voor de deur van het SAE instituut 146 km verderop. In zeven uur vlieg je van Amsterdam naar New York. Toch had ik de professor, de boemel, de Mannen, tram 81 en de ontmoeting met Ivan niet willen missen. Want ze herinnerden me aan het cliché van de dag: het gaat om de reis en niet om de bestemming.
Laat die hele Fyra maar zitten… en ga eens op wereldreis naar Brussel met de boemel en de tram. Wie weet wat je tegenkomt! :D
—————